Je kind is 1,5 – 2,5 jaar
Hieronder zie je de belangrijkste mijlpalen in de ontwikkeling van je kind tijdens deze leeftijd. We vertellen je wat kinderen per ontwikkelgebied ervaren en natuurlijk lichten we ook toe hoe we hier bij KinderRijk op inspelen.
Lees direct verder
1. Motoriek
In deze leeftijdsfase maakt de motorische ontwikkeling van je kind enorme stappen door. Jouw kind leert goed en stevig loslopen, zal voor het eerst de trap op klimmen met hulp van de armleuning en ook de fijne motoriek wordt steeds verfijnder. Zo zal een dreumes aan het einde van het tweede levensjaar één voor één bladzijden van een boek kunnen omslaan en kan een peuter al heel aardig papier knippen.
Ruimte om te bewegen
We geven kinderen allerlei opdrachtjes die de zelfstandigheid ontwikkelen. We laten ze zelf de jas pakken en als het lukt zelf aantrekken. Je kind vindt het op deze leeftijd fijn om jou en de groepsgenoten te helpen. Op het kinderdagverblijf en de peuteropvang mogen ze helpen met was opvouwen, de eetkar wegbrengen en tafeldekken. Het zijn goede oefeningen voor de grove en de fijne motoriek en tegelijkertijd voor het versterken van het zelfvertrouwen.
Rond de 18 maanden kan je kind rennen. Dit gaat soms nog wat onhandig omdat het evenwicht nog niet helemaal ontwikkeld is.
Zowel binnen als buiten is er alle ruimte om te bewegen. Binnen wordt de fijne motoriek gestimuleerd door het spelen met verschillende soorten materialen. Er is regelmatig peuterdans waarbij kinderen hun motoriek, ritmegevoel en evenwicht oefenen. En buiten hebben wij verschillende soorten ondergrond waardoor je kind allerlei ervaringen opdoet. Zo voelt springen in een berg zand heel anders dan springen op de tegels.
De start van de zindelijkheidstraining stemmen wij met jullie af. Naast de vaste momenten waarop er geplast wordt volgen wij ook de behoefte de kinderen. Je kind leert zo beter naar zijn of haar lichaam te luisteren.
Mijlpalen
-
Evenwicht
Het evenwicht en de coördinatie van je kind ontwikkelt zich snel. Hierdoor valt hij ook minder.
-
Sjouwen
Je kind gaat sjouwen en neemt graag dingen mee. Lopen gaat hij combineren met voorwerpen. Bijvoorbeeld iets achter zich aan slepen of voort duwen (blokkenwagen).
-
Kijk eens!Je kind wordt zich steeds bewuster van wat hij allemaal kan: op één been staan, springen, rondjes draaien. Dat laat-ie je graag zien!
-
Zindelijkheid
Vanaf ongeveer 2 jaar gaat je kind aangeven dat hij een natte luier heeft.
“BUITEN HEBBEN WIJ VERSCHILLENDE SOORTEN ONDERGROND WAARDOOR JE DREUMES ALLERLEI ERVARINGEN OPDOET. ZO VOELT SPRINGEN IN EEN BERG ZAND HEEL ANDERS DAN SPRINGEN OP DE TEGELS.”
2. Taalontwikkeling
Tijdens deze leeftijd gaat de taalontwikkeling heel snel. Tussen één en twee jaar gaat je kind zinnen van twee woorden maken, bijvoorbeeld: ‘Mama weg’. Je kind begrijpt eenvoudige opdrachten en zinnen, zoals: ‘Waar is de auto?’. Ook kan je kind lichaamsdelen aanwijzen bij een pop, zoals de neus of de voet. In deze fase gaat je kind steeds meer woorden zeggen.
Handelingen benoemen
De pedagogisch medewerkers praten veel met de kinderen en benoemen zo veel mogelijk de eigen handelingen. Hierdoor wordt de koppeling tussen wat zij zeggen en wat zij aan het doen zijn, duidelijk voor het kind. Je kind gaat steeds meer begrijpen en kan daardoor ook steeds beter meewerken met handelingen. Pedagogisch medewerkers vragen bijvoorbeeld om alvast zelf hun sokken uit te trekken, kinderen helpen graag mee.
We lezen veel voor, stellen open vragen en geven uitleg bij de plaatjes. Dat is goed voor de spraakontwikkeling. De pedagogisch medewerkers zingen veel met de kinderen en gebruiken daarbij gebaren.
In het tempo waarin kinderen taal leren zit veel variatie. Ook zit er verschil tussen jongens en meisjes. Over het algemeen leren meisjes eerder praten dan jongens.
“IN HET TEMPO WAARIN KINDEREN TAAL LEREN ZIT VEEL VARIATIE. OOK ZIT ER VERSCHIL TUSSEN JONGENS EN MEISJES. OVER HET ALGEMEEN LEREN MEISJES EERDER PRATEN DAN JONGENS.”
Mijlpalen
-
Eerste woorden
Je kind gaat papa en mama zeggen. Daarna gaat hij van één-woordzinnen naar twee-woordzinnen. Rond het 2e jaar gebruikt je kind drie-woordzinnen.
-
Gebruik non-verbale taal
Je kind gaat aanwijzen, je hand vastpakken, iets halen of iets laten zien om je wat duidelijk te maken.
-
Voornaam
Je kind noemt zijn naam als hij over zichzelf praat, bijvoorbeeld Dylan eten? Hieruit kan je opmaken dat Dylan wil eten.
3. Cognitieve ontwikkeling
De cognitieve ontwikkeling van je kind omvat onder meer het leren, onthouden, oplossen van problemen en intelligentie.
Je peuter gaat op deze leeftijd steeds beter begrijpen hoe de wereld in elkaar zit. Vandaag is iets anders dan morgen, geel is een andere kleur dan blauw… De cognitieve ontwikkeling wordt gevoed door de nieuwsgierigheid van je kind. Je puberende peuter weet dat sommige dingen niet mogen, maar doet het soms toch om te zien hoe jij op zijn acties reageert.
Ontdekken en herhalen
Terwijl je kind van 1,5 jaar vooral leert door ontdekking en ervaring, leert een kind vanaf 2 jaar wat hij eerder ervaren en ontdekt heeft eindeloos uit te proberen en te herhalen. Zo wordt op een speelse manier aan de cognitieve ontwikkeling gewerkt. Het imiteren en verkennen van grenzen wat wel en niet mag gebeurt de hele dag door.
We zorgen voor voldoende speelgoed zodat de kinderen verschillende ervaringen op kunnen doen: we hebben verschillende soorten puzzels, poppen, dierfiguren, een keukentje, duplo, houten blokken. Omdat kinderen in deze leeftijd ook graag verzamelen hebben we veel van hetzelfde speelgoed.
We geven je kind eenvoudige opdrachten en hij is blij als iets gelukt is, omdat hij beseft dat hij zelf voor elkaar heeft gekregen, zoals het stapelen van bekers.
Je kind leert vaardigheden als wachten, delen met elkaar en naar elkaar luisteren. Hoewel andere kinderen steeds interessanter worden voor je kind, speelt het nog het liefst alleen of speelt het zijn spel naast iemand anders (parallelspel).
Mijlpalen
-
Contrast
De ogen van je kind hebben meer contrast nodig om kleuren goed te kunnen zien. Op deze leeftijd leert je kind kleuren te benoemen en te onderscheiden. Primaire kleuren zijn favoriet.
-
Geheugen
Je kind kent steeds meer rijmpjes en liedjes met de passende gebaren uit zijn hoofd. Kinderen houden van herhaling.
-
Puzzels
Je kind kan puzzels maken met verschillende stukjes met knopjes. Vanaf het tweede jaar kan het puzzels met stukjes maken zonder knopjes.
-
Keuze maken
Vanaf 1,5 jaar kan je kind keuzes maken, bijvoorbeeld “wel banaan, geen wortel”.
-
Routine
Vanaf twee jaar begint je kind de logische volgorde van gebeurtenissen te zien; daarbij leert hij veel van routines, zoals tijdens het aankleden.
“HET IMITEREN EN VERKENNEN VAN GRENZEN WAT WEL EN NIET MAG GEBEURT DE HELE DAG DOOR.”
4. Persoonlijkheidsontwikkeling
Je kind ervaart dat het zelf iets kan creëren. Hierdoor ontstaat een beginnend zelfgevoel. Je kind gaat experimenteren met gedrag en ontdekt dat dit invloed heeft op de situatie en de mensen om hem heen. Hierbij ontstaan ook momenten van koppigheid en driftbuien.
Zelf een oplossing bedenken
Kinderen zijn op deze leeftijd nog erg op zichzelf gericht. Delen is voor hen moeilijk, ze kunnen zich nog niet in anderen verplaatsen en inleven. Daarom zorgen wij dat we veel van het hetzelfde materiaal op de groep hebben en laten we ze bij een aanvaring vaak eerst zelf een oplossing bedenken. Het is opmerkelijk hoe goed kinderen dat kunnen, daarom geven wij ze de ruimte ervoor.
We maken afspraken met je kind over eten en slapen, over het gebruik van speelgoed en leven dit vooral voor. Door zelf een goed voorbeeld te zijn, nemen kinderen dit gedrag over omdat zij graag imiteren.
Vanaf twee jaar is het doen-alsof spel een manier om dagelijkse ervaringen uit te spelen. De kinderen ontwikkelen hun verbeelding en fantasie. Met doeken en verkleedkleren wordt er in de poppenhoek volop geëxperimenteerd met verschillende rollen. Kinderen zijn afwisselend een brandweerman, leeuw, moeder of dokter.
“VANAF TWEE JAAR IS HET DOEN-ALSOF SPEL EEN MANIER OM DAGELIJKSE ERVARINGEN UIT TE SPELEN.”
Mijlpalen
-
Egocentrisme
Je kind zet zichzelf centraal bij alles wat hij doet. Hij kan nog niet bedenken dat een ander andere gevoelens kan hebben dan hijzelf.
-
Eigen naam
Zichzelf herkennen op een foto en de eigen naam noemen zijn ontwikkelingen die bij deze leeftijd plaatsvinden.
-
Praten
Doordat je peuter meer gaat praten, neemt ook zijn zelfbesef toe.
5. Sociaal-emotionele ontwikkeling
In deze periode gebeurt er op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling een hele boel. Het is een periode waarin ze én leren lopen én leren praten terwijl ze nog niet altijd begrijpen wat er gebeurt. Er wordt veel van je kind verwacht terwijl het jou als ouder nog erg nodig heeft. Doordat hij steeds meer kan ontdekt hij ook zijn eigen wil en hij ontdekt dat hij anders kan willen handelen dan anderen. Nee is een favoriet woord. Een hoop uitdagingen dus, welke tot koppigheid kunnen leiden.
Naast elkaar spelen
Je kind raakt steeds meer geïnteresseerd in andere kinderen en er ontstaat meer contact tussen de kinderen. Toch spelen kinderen eerder naast elkaar dan met elkaar. Ze vinden het wel fijn om met hetzelfde materiaal te spelen, daarom zorgen wij er ook voor dat er veel van hetzelfde speelgoed is.
Tot ongeveer twee jaar kan je kind zich nog niet goed inleven in een ander, daarom is delen of op je beurt wachten voor kinderen ook nog erg moeilijk. De pedagogisch medewerkers houden hier rekening mee en benoemen de emoties die ze bij het kind zien.
Vanaf twee jaar wordt het inlevingsvermogen groter en neemt de woordenschat toe. Het lukt kinderen ook beter om hun behoefte duidelijk te maken door een woord te zeggen of iets aan te wijzen. Doordat de pedagogisch medewerker observeert kan zij aansluiten bij de interesse van het kind.
Mijlpalen
-
Empathie
Het inlevingsvermogen van kinderen wordt langzaam groter. Ook de woordenschat om gevoelens uit te drukken ontwikkelt zich.
-
Koppigheid
Je kind krijgt steeds meer een eigen wil. Dit zorgt voor conflicten: soms is je kind heel afhankelijk, op andere momenten wil het alles zelf doen.
-
Naast elkaar
Het contact met andere kinderen wordt intensiever. Maar van echt samenspel is nog geen sprake: kinderen spelen vaak naast elkaar, maar nog niet met elkaar (parallelspel).
-
Kijk eens
Je kind wil je graag van alles laten zien. Veel dingen kan hij steeds beter zelf, maar hij heeft ook nog jouw bevestiging nodig. Hij is erg blij als iets lukt.
“DOORDAT PEUTERS NOG LERENDE ZIJN IN HET INLEVEN IN HET ANDER, KAN DELEN EN OP JE BEURT WACHTEN EEN UITDAGING ZIJN.”